Google
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
                                                                  
taalbeschouwing Taalbeschouwing didactiek :

 

Taalbeschouwing didactiek

 

We noemden taalbeschouwing het domein voor het leren reflecteren op taal en taalgebruik. Kinderen ontwikkelen hun taalvaardigheid in het spreek-, luister- lees- en schrijfonderwijs door hun taal te gebruiken, en zoals we zagen, er vervolgens op te reflecteren. Met de aanduiding 'reflecteren op taalgebruik' hebben we de belangrijkste doelstelling van het taalbeschouwingsonderwijs benoemd. In taalbeschouwingsonderwijs leren kinderen kijken naar allerlei aspecten van taalgebruik en leren ze begrippen kennen die het hen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. Naast het reflecteren op taalgebruik kent het taalbeschouwingsonderwijs nog twee subdomeinen: het reflecteren op de vorm en klank van taal en op de betekenis van woorden, zinnen en teksten.

Het traditionele grammaticaonderwijs is een onderdeel van de reflectie op de vorm en structuur van taal. Taalbeschouwing omvat dus veel meer dan het grammaticaonderwijs, dat lange tijd zoveel aandacht in het onderwijs heeft gekregen.

 

Toelichting bij de schema’s taalbeschouwing

 

In de schema's met het aanbod van onderwijs in taalbeschouwing hebben we een splitsing aangebracht tussen onderwerpen met betrekking tot het gebruik van taal (schema 1) en de vorm en klank van taal (schema 2). Veel van de inhouden die aan de orde komen bij het beschouwen van het gebruik van taal, kunnen het beste geïntegreerd aan bod komen in het onderwijs in spreek/luister, lees- en schrijfvaardigheid. Reflecteren op de functies van taalgebruik is ook een belangrijke inhoud van het taalvaardigheidsonderwijs (vergelijk de dimensies oriëntatie en reflectie in de andere schema's). Voor kinderen is het het meest zinvol wanneer het beschouwen van taalgebruik gekoppeld wordt aan de taaltaken die ze zelf uitvoeren: taal gebruiken in zinvolle contexten, met verschillende doelen en voor verschillende publieken. De inhouden uit het schema Taalbeschouwing, gebruik van taal op de dimensies 'functies van taal' en 'communicatieve situatie', kunnen dus zo getransporteerd worden naar de oriëntatie- en reflectiefasen uit het taalvaardigheidsonderwijs. We geven een voorbeeld. In klas 5 (groep 7) staat als onderwerp bij het reflecteren op de communicatieve situatie 'registers' genoemd. Een kind dat een brief schrijft aan een vriendin (het voorbeeld is niet verzonnen!) waarin hij een einde maakt aan een verkering en opent met: "Geachte Rens, bij dezen wil ik mijn verkering opzeggen" wijkt af van het register dat geëigend is voor alledaagse, informele taalgebruikssituaties. Wanneer het reflecteren op registers (aanpassen van de stijl van het taalgebruik aan de context waarin gecommuniceerd wordt) gekoppeld wordt aan een brief die door een kind zelf geschreven is, zal het kind veel eerder begrijpen wat er aan de hand is met dit taalverschijnsel dan wanneer het kind een invuloefening maakt, of door de onderwijzer uitgelegd krijgt dat er registers bestaan. In het eerste geval is het taalgebruik van het kind het materiaal voor taalbeschouwingsonderwijs, in het tweede geval is er sprake van het overdragen van kennis die voor kinderen erg abstract is omdat het niet gerelateerd kan worden aan een concrete communicatieve context. In schema 'gebruik van taal' hebben we die onderwerpen opgenomen die tot het domein van de taalbeschouwing horen (bijvoorbeeld in de kerndoelen). Ze kunnen gelezen worden als een verbijzondering van hetgeen in het taalvaardigheidsonderwijs aangeboden wordt. Bij spreken/luisteren, lezen en schrijven komen de hoofdfuncties aan bod, bij taalbeschouwing hebben we specifiekere functies opgenomen (bijvoorbeeld communicatieve functie is gespecificeerd met 'taal als middel om te beïnvloeden' (bijvoorbeeld door een beroep te doen op emoties) of als middel om 'te overtuigen' (met argumenten). De rol van argumentatie (zie groep 7 en 8) is vanouds een onderwerp dat tot het domein van de taalbeschouwing gerekend wordt. Ook hiervoor geldt dat het bij voorkeur geïntegreerd met het vaardigheidsonderwijs aan de orde komt. Wanneer kinderen bijvoorbeeld de opdracht krijgen een ingezonden brief te schrijven naar de krant ligt het voor de hand hun teksten te bespreken op een onderwerp als 'het onderscheid tussen feit en mening'. Dit is immers een belangrijk kenmerk van opiniërende teksten.

De meeste inhouden op de dimensie 'woord en zinsbetekenis' zijn als onderdeel van het taalbeschouwingsonderwijs in de praktijk van het onderwijs bekend. Helaas vindt het onderwijs hierin vaak plaats door middel van van taalgebruik geïsoleerde deeloefeningen. Integratie met bijvoorbeeld leesonderwijs ligt hier voor de hand. We bespraken het 'afleiden van woordbetekenissen uit de context van een tekst' eerder als leesstrategie.

Het onderwerp taalvariatie in de onderste rij van het schema is minder verankerd in de praktijk van het onderwijs. Het is, zeker gezien de multiculturele samenstelling van onze bevolking, een belangrijk en interessant onderwerp voor het taalbeschouwingsonderwijs.

De inhouden die opgenomen zijn in schema's Taalbeschouwing: vorm en klank van taal zijn bekend uit het aanbod voor taalonderwijs in taalmethodes. Het spelen met taal is een belangrijke doelstelling op zich. Taal is er niet alleen om functioneel te gebruiken in communicatieve situaties, maar ook om ervan te genieten. Door na te denken over allerlei taalverschijnselen brengen we kinderen ook liefde bij voor hun taal.

De inhouden die genoemd staan op de dimensie klankverschijnselen en ritmische eigenschappen lenen zich goed voor integratie met het onderwijs in verbale expressie.

Het beschouwen van de structuur van taal, bekend onder de noemer 'grammaticaonderwijs' neemt in de mesolijn een marginale plaats in. We hebben de achtergronden van deze keuze in de hoofdstukken 1 en 2 uitvoerig belicht. In navolging van de kerndoelen voor taal in het basisonderwijs beperken we de aandacht ervoor tot het onderwerp, de persoonsvorm en de belangrijkste woordsoorten.